42
‘Er wordt weer een meisje vermist.’
Ze liepen op straat, weg van het marktplein in de richting van de pier, waar het minder druk was. Op zee was de veerboot op weg gegaan naar het zuiden, naar Aberdeen, als een wegschuivend raamwerk van lichtjes. Ze hadden als doodgewone toeristen naar de optocht gekeken totdat Jimmy Perez op zijn mobiele telefoon was gebeld. Het zou Taylors laatste avond op Shetland zijn en ze hadden een paar biertjes gedronken. Niet om iets te vieren. Ze hadden geen van beiden het gevoel gehad dat er iets te vieren víél. Maar ze moesten toch op de een of andere manier hun periode van samenwerking afsluiten.
Ze keken uit over het zwarte, als olie glanzende water en konden elkaar verstaan zonder te hoeven schreeuwen.
‘Weer een meisje van wie de voornaam met een C begint.’ Ze hadden het allebei gedacht, maar Perez had het uitgesproken.
‘Het kan toeval zijn. Ze kan gewoon bij haar moeder weggelopen zijn. Op een avond als deze moeten jullie talloze zoekgeraakte kinderen gemeld krijgen.’ Taylors Liverpool-accent klonk sterker dan daarvoor, hoekiger. Perez dacht: wie probeert hij te overtuigen?
Hij deed zijn best om zijn stem kalm te laten klinken. ‘Fran Hunter is natuurlijk in alle staten. Zij heeft allebei de meisjes gevonden. Wat al erg genoeg was. En nu dit...’ Perez merkte dat hij zich zelf aan de rand van paniek bevond. Hij voelde de angst borrelen in zijn maag en stelde zich voor dat die zou opstijgen tot in zijn keel en dat hij zou stikken. Het was dom om te veel over Fran na te denken, te doen alsof hij haar was. Dan zou hij ook in paniek raken, net als zij, en had niemand iets aan hem. Hij moest zijn zelfbeheersing bewaren en rationeel nadenken. ‘De drukte wordt wat minder nu iedereen naar de danszalen en pubs gaat. Als het meisje verdwaald is en op straat loopt, wordt ze in het komende uur gevonden. Ik heb al mensen op pad gestuurd om haar te zoeken. Daarna moeten we ervan uitgaan dat iemand haar heeft meegenomen. Maar ik vind niet dat we zo lang moeten wachten. Dat kunnen we ons niet veroorloven.’
‘En de andere teamleden? Wat zeggen die ervan?’
‘Die vinden dat ik overdrijf en dat de moeder onnodig in paniek is geraakt. De moordenaar zit immers in hechtenis? Hoe kan hij dan de straat op gaan en nog een kind ontvoeren?’
‘We kunnen er nu zeker van zijn dat mevrouw Hunter niks met de moord op Catherine te maken heeft,’ zei Taylor.
‘Ik heb geen moment geloofd dat ze er iets mee te maken had.’
‘Waar is ze nu?’
‘Thuis, met Euan Ross. Hij heeft haar thuisgebracht. Ze wilde het liefst thuis zijn. Voor het geval een van haar buren uit Ravenswick Cassie is tegengekomen en haar thuisbrengt. Morag is daar ook.’
‘Wat deed Ross in Lerwick? Ik kan me niet voorstellen dat hij in de stemming was voor een feest.’
Hij was op zoek naar de geest van zijn dochter, dacht Perez. Een slanke, donkere gedaante bij een camcorder op een statief. Wat zou ze hebben gefilmd, als ze daar was geweest? En wat kan het te maken hebben met de verdwijning van Cassie? Vuur en ijs. We hebben ons laten meevoeren door Ross’ obsessieve aandrang om het raadsel op te lossen. We moeten iets meer concreets over het hoofd hebben gezien. ‘Fran dacht dat ze haar ex-man op straat zag, vlak voordat ze Cassie miste,’ zei hij, zonder Taylors vraag te beantwoorden.
‘Dan moet ze daar zijn. Dat verklaart alles. Ze zou toch niet met een onbekende meegaan, of wel soms? Misschien máák je je wel te veel zorgen, vriend. Heb je contact met de vader opgenomen?’
‘Dat heb ik geprobeerd, natuurlijk. Ik heb zowel zijn vaste toestel als zijn mobiele telefoon gebeld. Geen van beide werd opgenomen.’
‘Dat hoeft niet te betekenen dat ze niet daar is. Misschien zijn ze vergeten wat ze afgesproken hadden. Een communicatiestoring...’
‘Niet volgens de moeder. Duncan wilde dat Cassie met Up Helly Aa bij hem zou komen. Fran heeft hem heel duidelijk gemaakt dat ze dat niet wilde. Ze hebben er zelfs ruzie over gehad.’
‘En toen heeft hij haar mee naar huis genomen om zijn zin door te drijven?’
Zelfs Duncan, dacht Perez, zou zoiets toch niet doen? Maar toch was het een mogelijkheid die hij niet kon uitsluiten.
‘Wil je dat ik bij de vader van het meisje ga kijken?’ Taylor begon ongeduldig te worden. Hij kon niet begrijpen waarom Perez hier nog steeds stond te dralen.
‘Nee. Ik weet waar het is en rij er sneller naartoe dan jij. Blijf jij hier om de zoektocht in de stad te coördineren.’
Er was veel verkeer op de weg vanaf de stad en ze reden bumper aan bumper tot aan de krachtcentrale, waar het opeens rustiger werd en hij zijn voet op het gaspedaal kon zetten. Hij overschreed de maximumsnelheid en als er een alcoholcontrole was, zou hij waarschijnlijk op de grens zitten. Hij nam wat gas terug toen hij door Brae reed, maar daarna, heuvelafwaarts, had hij de weg voor zichzelf. In de verte kon hij het vreugdevuur op het strand al zien, met de mensen die als donkere silhouetten tegen de vlammen afstaken. Als Duncan daar was, zou hij zijn telefoon niet beantwoorden. Dat deel van de kust was een zwart gat voor mobiele telefoons. Je had daar helemaal geen ontvangst.
Er brandde licht achter alle ramen van de benedenverdieping van het huis. Perez moest denken aan de tijd voordat Duncan getrouwd was, toen iedereen die jong en ondernemend was met Up Helly Aa dáár wilde zijn en ze Lerwick aan de toeristen en de oude mensen hadden overgelaten. Perez was maar wat blij geweest als hij toen een uitnodiging kreeg. Hij was er met Sarah naartoe geweest, die uit Aberdeen was overgekomen voor haar eerste bezoek aan Shetland, en ze was onder de indruk geweest. Duncan had natuurlijk met haar geflirt en zij had hem vriendelijk doch beleefd afgewezen. Ze had zich gevleid gevoeld maar was zeker niet op hem gevallen. Ze was altijd iemand met een scherp beoordelingsvermogen geweest. Ze was tenslotte van Jimmy Perez gescheiden, nietwaar? Dat duidde op inzicht.
Hij reed de ommuurde binnenplaats op en parkeerde de auto. Er brandde wel licht in het huis, maar er kwam geen geluid naar buiten. Hij kon vanaf de binnenplaats de keuken in kijken en zag de flessen en blikjes op de tafel staan, maar er was niemand. Iedereen was waarschijnlijk op het strand.
Perez probeerde te bedenken wat hij tegen Duncan moest zeggen als Cassie hier was. Als Duncan haar uit de mensenmassa op straat had gehaald om een statement te maken. Om te suggereren dat Fran geen goede moeder zou zijn. Of, zoals Taylor had gezegd, om gewoon zijn zin door te drijven omdat Fran niet wilde dat ze met Up Helly Aa in de Haa zou zijn. Perez wist dat het van belang was dat hij zijn zelfbeheersing bewaarde. Hij voelde zich betrokken bij het gezin, maar dat mocht hij niet laten blijken. Misschien zou hij zelfs goed vinden dat Cassie daar bleef. Zou hij alleen Fran bellen om te zeggen dat Cassie in veiligheid was en het aan haar overlaten om te zeggen wat er moest gebeuren. Maar al terwijl hij deze scenario’s de revue liet passeren, weigerde hij te geloven dat het meisje hier veilig en wel was. Dan zou hij het lot tarten. Hij wilde het zo graag, dat hij zich niet kon permitteren te geloven dat het waar was.
De eerste persoon die hij op het strand zag was Celia. Wat deed zij hier? Haar verslaving aan Duncan had blijkbaar toch de doorslag gegeven. Ze stond niet bij de anderen en dronk bier uit een flesje. Ze zette het aan haar mond, deed haar hoofd achterover en goot een kwart in één teug naar binnen. Daarna gooide ze het lege flesje in het vuur. Het spatte uiteen op de sintels die zich al in het vuur hadden gevormd. Perez wilde niet met haar in discussie over de vraag of Duncan en zij weer bij elkaar waren. Ze hoorde blijkbaar zijn voetstappen in het grind, want opeens draaide ze zich om. Toen ze zag wie het was leek ze teleurgesteld. De anderen hadden het te druk met lachen en drinken om zijn aanwezigheid op te merken.
‘Waar is Duncan?’
‘God mag het weten,’ zei ze. ‘Ik ben hier ook net. Misschien verstopt hij zich voor me. Of hij ligt in bed met een van die knappe, jonge dingen die hij altijd voor dit soort feestjes uitnodigt, hoewel het zelfs voor hem wat aan de vroege kant is. Meestal houdt hij zijn kleren aan totdat hij zijn gasten heeft begroet.’
‘Heb je Cassie gezien?’
‘Nee, is ze hier?’ Ze haalde een flesje bier uit de krat dat naast haar in het zand stond, haalde een opener uit haar jaszak en wipte de kroonkurk eraf. ‘Misschien is hij dat aan het doen, speelt hij het gelukkige gezinnetje. Warme chocola en een verhaaltje voor het slapengaan. De bekeerde huisvader.’
Perez verbaasde zich over de verbittering die uit haar woorden sprak.
‘Heb je hem nergens gezien?’
‘Nee,’ zei Celia. ‘Ik was in de stad om Michaels glorieuze moment als Guizer Jarl bij te wonen. Met Robert, nu nog in zijn gevolg maar de jaren al aftellend totdat hij zelf oud genoeg is om Guizer Jarl te zijn. Dat wilde hij al toen hij nog klein was. Hij speelde het, liep met een steelpan op zijn hoofd door het huis te paraderen.’ Ze praatte meer tegen zichzelf dan tegen Perez. De drank had haar in een reflectieve, sentimentele stemming gebracht. ‘Ik heb nooit precies begrepen waarom het zoveel voor hem betekent. Misschien moet je af en toe van iemand horen dat je gewenst bent.’
‘Was Duncan in Lerwick?’
‘Nee,’ zei ze. ‘Waarom zou hij? Hij gaat met Up Helly Aa nooit naar Lerwick. Hij staat daarboven. Hij heeft het altijd afschuwelijk gevonden om in Isleburgh of op de middelbare school met oudere huisvrouwen te moeten dansen. Hij beseft niet dat hij zelf inmiddels ook van die leeftijd is.’
‘Cassie wordt vermist,’ zei Perez.
Maar Celia had flink wat bier gedronken en ze staarde wezenloos in de vlammen van het vreugdevuur. Ze leek hem niet te horen.
Perez liep naar de groep bij het vuur maar zag meteen dat Duncan daar niet was. Een jongen met een lange grijze jas zat op een omgekeerde bierkrat heel slecht gitaar te spelen. De anderen stonden om hem heen en deden of ze luisterden. Toen Perez hen naar Duncan en Cassie vroeg, haalden ze alleen hun schouders op. Hij kon niet zeggen of ze te dronken of te stoned waren om antwoord te geven, of dat het hen gewoon niet kon schelen.
Met groeiende ongerustheid liep hij het huis in en begon te zoeken. Na zijn laatste bezoek had er iemand schoongemaakt. Duncan had in Brae een paar vrouwen die hij liet aanrukken als er schoongemaakt moest worden, in ruil voor een paar bankbiljetten en zijn ondeugende kwajongensglimlach. Toen de gasten waren gearriveerd, waren ze blijkbaar meteen vanuit de keuken naar het strand gegaan, want de grote woonkamer was verlaten en netjes, en het rook er naar bijenwas en brandend hout. Het vuur brandde laag en automatisch pakte Perez een blok drijfhout uit de emmer en legde het op het vuur. Het was nog vochtig, want er kwam een wolk stoom vanaf voordat het vlam vatte.
Hij ging door met zoeken, want hij wist niet wat hij anders moest doen en kon niet teruggaan naar de stad als hij zijn werk maar half had gedaan. Niet dat hij verwachtte dat hij iets zou vinden. Hij liep kamers binnen die hij nog nooit had gezien, ook niet in de weekends toen Duncan en hij van Anderson High waren gevlucht en het hele huis voor zichzelf hadden gehad. Boven was een hele verdieping die er ongebruikt uitzag. Er was geen verwarming en het was er koud. De vloeren bestonden uit kale planken, de meeste kamers waren niet gemeubileerd en werden kil verlicht door een kale gloeilamp, die Perez weer snel uitdeed voordat hij doorliep naar de volgende kamer. Sommige waren helemaal leeg en andere stonden vol met oude rommel. Opeens hoorde hij iets en hij bleef doodstil staan. Pratende stemmen en zacht gelach. Het geluid kwam vanachter de laatste deur op de overloop.
‘Duncan!’ Perez’ stem klonk schor en geknepen.
De stemmen verstomden, waardoor Perez zich afvroeg of hij het zich had verbeeld, dat hij de wind van buiten voor fluisterende mensenstemmen had aangehoord. Maar de deur sloot niet helemaal goed en er kwam licht onder vandaan. Hij sloop ernaartoe en gooide hem open. Wat hij zag was een zolder met een boogvormig dak, als dat van een kathedraal. Voor het hoge raam hing een gordijn zo dun, dat het bewoog door de tocht die door de kieren naar binnen kwam. In het midden van de ruimte stond een vierkant bed met gebeeldhouwde houten poten en oude dekens en een verschoten sprei erop. En in het bed lagen twee jonge mensen, een man en een vrouw, niet koud, zo te zien, hoewel ze maar half gekleed waren en niet helemaal door de dekens werden bedekt. Ze rookten samen een postcoïtale sigaret. Ze waren nog heel jong... zestien? Zeventien? Ze waren geschrokken van zijn plotselinge binnenkomst maar keken hem aan met een lome, tevreden blik waarom hij hen benijdde. Perez mompelde een excuus en deed de deur dicht. Hij rende de drie trappen af en ging weer naar buiten.
Op het strand was het tafereel veranderd. De gasten kwamen langs de vloedlijn teruglopen naar het huis. Duncan liep voorop. Zijn jasje hing om zijn schouders en hij had alleen de bovenste knoop dichtgedaan, zodat het op een cape leek.
Perez haastte zich naar hem toe en ging voor hem staan.
‘Heb je Cassie gezien?’
‘Ze is bij Fran. Dat rotwijf vond het niet goed dat ze vanavond bij mij kwam. Hoezo?’
‘Ze wordt vermist. Fran is haar kwijtgeraakt in de drukte op straat in Lerwick.’
Perez wist dat hij eigenlijk bij Duncan moest blijven om hem alle details te vertellen. Hij was tenslotte haar vader en had het recht het te weten. Maar de tijd drong voor Perez. Zonder acht te slaan op de vragen die Duncan hem nariep liet hij het stel achter bij hun stomme ritueel en rende over het grindpad langs het huis naar zijn auto. Hij startte de auto en reed met veel te hoge snelheid terug naar de stad.